Hoezo bemoeit Staatsbosbeheer zich met natuur in de stad? Deze reactie zal Harry Boeschoten regelmatig gehad hebben toe hij zich vanuit de Groene Metropool-gedachte meldde bij gemeenten en projectontwikkelaars. Nu hij met pensioen is, kijkt hij met een trots gevoel terug. “Deze manier van denken is echt wel geland.”
Het drukbezochte minisymposium in januari gaf een goede indruk van wat Harry Boeschoten in pakweg 10 jaar had bereikt met zijn visie over groene netwerken in het programma ‘Groene Metropool’. Sprekers uit politiek en bestuur, klimaat, ruimtelijke ordening en de markt en een bont gezelschap aan toehoorders symboliseerden de verbinding die Boeschoten tussen hen en Staatsbosbeheer heeft weten te leggen. Een beweging die een klein decennium geleden begon toen het kabinet Rutte 1 de Rijksbijdrage voor groene recreatiegebieden nabij steden terugtrok en de verantwoordelijkheid voor het beheer van die gebieden indirect bij provincies en gemeenten neerlegde. “De verdere ontwikkeling van deze gebieden kwam hiermee tot stilstand en er ontstond bovendien een financieel probleem, het zijn namelijk gebieden die intensief beheer vragen.” In dezelfde tijd ontstond al een discussie over natuur in en rond de stad. “Recreatie bij huis werd belangrijker en dat werd later nog eens versterkt door corona. Terwijl heel veel groene recreatiegebieden vooral met de auto bereikbaar zijn. Liever zouden we vanuit huis meteen de natuur in gaan en dat is ook nog eens beter voor het milieu.”
Beschermen, beleven en benutten
Tel hierbij op dat de natuur in Nederland onder druk staat en de noodzaak om aan de slag te gaan met goede natuur in stad en omgeving is helder. Het gedachtegoed van Groene Metropool sluit daarbij aan: groenblauwe netwerken vanaf de voordeur, natuur verbonden met de stad. Maar hoe past Staatsbosbeheer in dit plaatje? “Een deel van de nieuwe groene recreatiegebieden is bij ons in beheer. Staatsbosbeheer heeft ten opzichte van andere natuurorganisaties een bijzondere positie. Want naast natuurbescherming houden we ons ook veel bezig met beleven en benutten van natuur.
Boeschoten en zijn collega’s gingen aan de slag om de Groene Metropolen werkelijkheid te laten worden. “We startten met proefjes, pilots. Maar al snel werd duidelijk dat we eerst ons huiswerk moesten doen. FLUX Landscape voerde voor ons de 30-stedenstudie uit. Voor dertig steden werd een ruimtelijke en een sociaal-maatschappelijke analyse gedaan, waaruit een kansenkaart rolde. Die heeft ons goed geholpen bij de gesprekken die we intern en met gemeenten en andere betrokkenen voerden. Die vonden het namelijk wel even wennen dat wij als Staatsbosbeheer bij ze aanklopten en dat ze de natuurgebieden bij de stad in een bredere context moesten gaan zien. Aan de andere kant waren heel veel gemeenten en provincies bezig met natuurinclusief bouwen, met dank aan de ministeries van LNV en BZK. Groen kon mede daardoor meer als fundament voor andere opgaven gebruikt worden, de Groene Metropool werkte verrijkend voor de aanpak van andere opgaven. Het probleem was echter wel dat er bij veel partijen hoge schotten tussen de verschillende domeinen bestaan. Het was hard werken om een gedeelde visie voor elkaar te krijgen. Dus verbindingen leggen tussen grondbeleid, water, klimaat, gezondheid, kwaliteit leefomgeving enzovoort. En dan moet je ook nog oppassen voor verwatering, dat de plannen te breed worden. De boodschap van Groene Metropool moet niet verloren gaan.” Provincie Utrecht is wat Boeschoten betreft hierin een koploper. “In het beleid is vastgelegd dat groen meegroeit met de bouwopgaven. Bovendien heeft de provincie een groepje deskundigen samengesteld dat meekijkt met de ontwikkelingen in de gebouwde omgeving. Deze kennis hebben kleine en middelgrote gemeenten vaak niet zelf in huis, nu kunnen ze hiervoor aankloppen bij de provincie. Deze werkwijze zou wat mij betreft een aanbeveling zijn voor andere provincies.”
Trots
Terugkijkend op de ontwikkeling van Groene Metropool bij Staatsbosbeheer is Boeschoten met name trots. “Op het feit dat het is gelukt om een verbindende visie te creëren. Een goede indicatie is bijvoorbeeld dat ik bij het afscheid van directeur Jan Fokkema van de Neprom als vanzelfsprekend aanwezig was; wel als enige uit de groene wereld overigens. Ten tweede ben ik er trots op dat het integrale denken over natuur in en om de stad is geland en dat steden en provincies gezamenlijk een zoektocht doen. En ten derde zien je ook dat het denken in groene netwerken goed bij BZK is geland. De groene paragraaf in de Contourennota voor de nieuwe Nota Ruimte had ik bijna zelf kunnen schrijven.”
Boeschoten ziet dat de grote woningbouwopgave geen bedreiging hoeft te vormen voor de natuur in en om de stad. Integendeel, zou hij bijna willen zeggen. “In Zwolle zie je bijvoorbeeld plannen voor een nieuwe woonwijk aan de oevers van de IJssel, op die manier wordt riviernatuur verbonden met wonen.” De kritiek van mensen die vinden dat niet-bouwen nog beter zou zijn voor de natuur begrijpt Boeschoten. Maar: “Ik vind dat je altijd moet kijken of het kan. Een wijk moet de natuurdoelen kunnen dienen. En er zijn genoeg voorbeelden dat het kan. Het door Heijmans ontwikkelde Maanwijk bij Leusden levert echt kwaliteit op. Ook Olstergaard in Overijssel is een prachtig voorbeeld. En we moeten nu eenmaal bouwen”, klinkt het pragmatisch. “En dat een groene wijk alleen is voorbehouden voor bewoners met een grotere portemonnee is flauwekul. Als ik door Kerckebosch in Zeist loop zie ik daar alle soorten woningen en mensen door elkaar heen. Het groen is in die wijk bovendien echt een verbindende factor. Juist door een combinatie van verschillende woningen te maken bereik je het meest. Wel vind ik dat je bij het doen van investeringen moet kijken naar waar die het best renderen en dat is toch in wijken waar veel mensen wonen met gezondheidsproblemen. De groene baten van gezondheid zijn in die wijken in potentie het hoogst.”
In januari zwaaide Boeschoten af. Dat betekent niet dat hij achter de geraniums is gaan zitten. Als zzp’er doet hij nog wat klussen, onder meer voor provincie Utrecht en voor zijn oude werkgever Staatsbosbeheer. De Groene Metropool-gedachte zal altijd zijn aandacht houden. “Ik hoop dat de dingen die we hebben bedacht en die nog bedacht gaan worden goed verankerd gaan worden in het beleid, op dit moment speelt dat heel sterk. Als er goede afspraken worden gemaakt, onder meer over de financiering, dan wordt natuur echt iets voor iedereen, dichtbij en niet alleen voor in het weekend en voor de echt fanatieke natuurliefhebbers.”
Opvolger Caroline Porsius bouwt verder op fundament Harry Boeschoten
De nieuwe programmadirecteur Groene Metropool heet Caroline Porsius. Bij het symposium ter ere van het afscheid van Harry Boeschoten nam ze symbolisch het stokje van hem over, achter de schermen geeft ze al sinds halverwege 2023 invulling aan haar nieuwe functie. “Wat Harry heeft neergezet is een prachtig fundament voor mij om op voort te borduren. Maar ik ben geen nieuwe Harry, ik ben Caroline. En dat is anders, niet beter of slechter”, klinkt het zelfbewust. “Nu het gedachtengoed van Groene Metropool goed geland is in de Contourennota voor de nieuwe Nota Ruimte heb ik heel veel zin om echt dingen te gaan realiseren. Het is goed om onderzoek te doen, een visie te hebben, maar na verloop van tijd kan ik mijn geduld verliezen. Dus ik kijk er enorm naar uit om samen succesvol te zijn, met al die andere partijen.”
Het geduld van Porsius wordt niet lang op de proef gesteld. Naar aanleiding van de 30-stedenstudie die in opdracht van het ministerie van BZK en LNV werd gedaan wordt in vier steden een verdiepingsslag voor de combinatie verstedelijking en natuurontwikkeling gedaan: Purmerend, Lelystad, Utrecht en Eindhoven. “In Lelystad worden de komende jaren 15.000 woningen gebouwd. Staatsbosbeheer beheert het Hollandse Hout en de Oostvaardersplassen en een deel van de stadsbossen die tegen de stadsrand aan liggen. De komende tijd gaan we aan de slag met een gezamenlijke visie op hoe we stad en natuur gaan verbinden. Ik voel hier een ontzettend positieve drive bij de ambtenaren om er echt iets moois van te maken.” Iets wat volgens Porsius onmisbaar is om een Groene Metropool in de praktijk te realiseren. “Daarnaast heb je wethouders nodig die samen willen werken en de gelegenheid voor Staatsbosbeheer om aan tafel te komen. Dat laatste lukt vaak wel, maar het is lastiger om ook onze uren betaald te krijgen, dat vraagt om een gedegen opdracht. Het financieren van partners in gebiedsontwikkeling is een uitdaging. Daarom is zo’n opdracht vanuit BZK ook zo fantastisch.”
Genoeg te doen dus voor Porsius en haar team in de komende tijd. “Mijn ambitie is om een bijdrage te leveren aan het herstellen van de verbinding tussen mens en omgeving, die zijn we de laatste tijd een beetje kwijtgeraakt. Zeker in stedelijk gebied is natuur soms een ver-van-het-bedshow. Ik ben Harry dankbaar voor het mooie fundament waar ik op verder kan bouwen, voor het feit dat hij dit nieuwe thema bij Staatsbosbeheer en daarbuiten op de kaart heeft gezet. Ik zal niet op exact dezelfde voet verder gaan, maar ik ben niet voor niets ingestapt op dit prachtige programma, geweldig om hier weer iets van mij aan te voegen.”